Responsive image

Aanhef

Download de app voor meer functionaliteit.

Aanhef

1.12.2021

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/1

RICHTLIJN (EU) 2021/2101 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2021

tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Transparantie is van essentieel belang voor een goede werking van de interne markt. In haar mededelingen van 27 oktober 2015, met als titel “Het werkprogramma van de Commissie voor 2016 — Tijd voor verandering”, en van 16 december 2014, met als titel “Het werkprogramma van de Commissie voor 2015 — Een nieuwe start”, heeft de Commissie de noodzaak om tegemoet te komen aan de roep van de burgers van de Unie om rechtvaardigheid en transparantie en de noodzaak voor de Unie om zich als mondiaal rolmodel op te stellen, als prioriteit aangeduid. Het is van essentieel belang dat er bij inspanningen om de transparantie te vergroten sprake is van wederkerigheid tussen concurrenten.

(2)

Het Europees Parlement drong in zijn resolutie van 26 maart 2019 (3) aan op een ambitieuze openbare verslaglegging per land als middel om de transparantie van ondernemingen te vergroten en het openbaar toezicht te verbeteren. Parallel met de Raadswerkzaamheden ter bestrijding van ontwijking van vennootschapsbelasting, moet er meer openbaar toezicht komen op de vennootschapsbelasting die betaald wordt door multinationale ondernemingen die actief zijn binnen de Unie, om ervoor te zorgen dat zij zich transparanter en verantwoordelijker opstellen en daarmee bijdragen aan het welzijn van onze samenleving. Dergelijk toezicht is eveneens noodzakelijk voor een beter onderbouwd publiek debat over met name de mate waarin bepaalde in de Unie opererende multinationale ondernemingen de belastingwetgeving naleven, en over de gevolgen van het naleven van de belastingwetgeving voor de reële economie. Ook het algemeen economisch belang zou zijn gebaat bij gemeenschappelijke regels inzake vennootschapsbelastingstechnische transparantie, en wel doordat die regels in de hele Unie gelijkwaardige waarborgen ter bescherming van investeerders, schuldeisers en andere derden in het algemeen bieden, en aldus helpen het vertrouwen van de burgers van de Unie in de billijkheid van de nationale belastingstelsels terug te winnen. Dit openbaar toezicht kan worden bereikt door middel van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, ongeacht waar de uiteindelijke moederonderneming van de multinationale groep gevestigd is.

(3)

Openbare verslaglegging per land vormt een doeltreffend en passend instrument om de transparantie met betrekking tot de activiteiten van multinationale ondernemingen te vergroten en het publiek in staat te stellen het effect van deze activiteiten op de reële economie te beoordelen. Ook stelt het aandeelhouders beter in staat de door ondernemingen genomen risico’s naar behoren te evalueren, zorgt het ervoor dat investeringsstrategieën worden gebaseerd op nauwkeurige informatie en geeft het besluitvormers meer mogelijkheden om de doeltreffendheid en de effecten van nationale wetgeving te beoordelen. Het openbaar toezicht moet worden uitgeoefend zonder het investeringsklimaat in de Unie of het concurrentievermogen van ondernemingen van de Unie, kleine en middelgrote ondernemingen als bepaald in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) inbegrepen, te benadelen.

(4)

Openbare verslaglegging per land zou naar verwachting ook positieve gevolgen hebben voor het recht van werknemers op informatie en raadpleging, zoals bedoeld in Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en, doordat er meer kennis over de activiteiten van ondernemingen beschikbaar wordt, voor de kwaliteit van de dialoog binnen ondernemingen.

(5)

Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013 werd in Richtlijn 2013/34/EU een evaluatieclausule ingevoegd. Bij die evaluatieclausule werd de Commissie opgedragen de mogelijkheid te onderzoeken om voor grote ondernemingen in andere bedrijfssectoren de verplichting in te voeren om jaarlijks een verslaglegging per land op te stellen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en met de resultaten van aanverwante Europese initiatieven.

(6)

De Unie heeft openbare verslaglegging per land al ingevoerd in de bankensector door Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), alsmede in de winningsindustrie en in de houtkap door Richtlijn 2013/34/EU.

(7)

Met de door deze richtlijn vastgestelde invoering van openbare verslaglegging per land is de Unie een wereldleider geworden als het om het bevorderen van financiële transparantie en transparantie van het bedrijfsleven gaat.

(8)

Transparantere financiële verslaglegging zal gunstig zijn voor iedereen, want het maatschappelijk middenveld zal zo nauwer betrokken raken, werknemers zullen beter worden geïnformeerd en beleggers zullen minder risicomijdend worden. Bovendien zullen ondernemingen profiteren van betere relaties met belanghebbende partijen, wat dankzij een duidelijker risicoprofiel en een betere reputatie op zijn beurt leiden zal tot grotere stabiliteit en een gemakkelijkere toegang tot financiering.

(9)

In haar mededeling van 25 oktober 2011, met als titel “Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen”, heeft de Commissie maatschappelijk verantwoord ondernemen gedefinieerd als de verantwoordelijkheid die ondernemingen dragen voor de effecten van hun activiteiten op de samenleving. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet door ondernemingen worden aangestuurd. De overheid kan een ondersteunende rol spelen door middel van een slimme mix van vrijwillige beleidsmaatregelen en, waar nodig, aanvullende regelgeving. Ondernemingen kunnen verder gaan dan loutere naleving van de wet en maatschappelijk verantwoord gaan ondernemen door sociale, ecologische, ethische, consument- of mensenrechtengerelateerde aspecten te integreren in hun bedrijfsstrategie en -activiteiten.

(10)

Het publiek moet zicht kunnen krijgen op alle activiteiten van een groep ondernemingen indien zij bepaalde soorten entiteiten heeft die in de Unie zijn gevestigd. Ingeval een groep uitsluitend via dochterondernemingen of bijkantoren activiteiten binnen de Unie uitoefent, moeten die dochterondernemingen en bijkantoren het verslag van de uiteindelijke moederonderneming openbaar en toegankelijk maken. Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is of de uiteindelijke moederonderneming de dochterondernemingen of bijkantoren niet alle vereiste informatie verstrekt, stellen die dochterondernemingen en bijkantoren een verslag op, dat zij toegankelijk maken, met daarin alle informatie over de winstbelasting waarover zij beschikken, c.q. die zij verkregen of verworven hebben, en een verklaring dat hun uiteindelijke moederonderneming niet de benodigde informatie beschikbaar heeft gesteld. Echter, om redenen van evenredigheid en doeltreffendheid moet de verplichting om het verslag inzake de winstbelasting te publiceren en toegankelijk te maken beperkt blijven tot middelgrote en grote in de Unie gevestigde dochterondernemingen en tot in de Unie opgerichte bijkantoren van een vergelijkbare grootte. Het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU moet daarom worden uitgebreid tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die buiten de Unie is gevestigd onder een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de ondernemingsvormen in de lijst van bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU. Bijkantoren die gesloten zijn als bedoeld in artikel 37, punt k), van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (7), moeten niet langer onder de verslagleggingsverplichtingen van onderhavige richtlijn vallen.

(11)

Multinationale groepen en, in voorkomend geval, bepaalde op zichzelf staande ondernemingen moeten een verslag inzake informatie over de winstbelasting openbaar maken indien hun inkomsten, gemeten naar de geconsolideerde inkomsten van de groep of de inkomsten van de op zichzelf staande onderneming, over twee opeenvolgende boekjaren een bepaalde omvang overschrijden. Anderzijds dient deze verplichting te eindigen ingeval die inkomsten over een periode van twee opeenvolgende boekjaren het relevante bedrag niet langer overschrijden. In dergelijke gevallen dient de multinationale groep of de op zichzelf staande onderneming nog verplicht te zijn te rapporteren over het eerste boekjaar volgend op het laatste boekjaar waarin haar inkomsten het relevante bedrag nog overschreden. De multinationale groep of de op zichzelf staande onderneming dient opnieuw aan de verslagleggingsverplichtingen te worden onderworpen zodra haar inkomsten het relevante bedrag opnieuw over een periode van twee opeenvolgende boekjaren overschrijden. Gezien de brede waaier aan stelsels voor financiële verslaglegging waaraan financiële overzichten kunnen voldoen, moet “inkomsten” voor het bepalen van het toepassingsgebied dezelfde betekenis hebben als “netto-omzet” voor ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen en moeten zij worden begrepen conform het nationale stelsel voor financiële verslaglegging van die lidstaat. Artikel 43, lid 2, punt c), van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad (8) en artikel 66, lid 2, van Richtlijn 91/674/EEG van de Raad (9) bevatten definities voor het bepalen van de netto-omzet van respectievelijk een kredietinstelling en een verzekeringsonderneming. Voor andere ondernemingen moeten de inkomsten worden beoordeeld volgens het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan hun financiële overzichten worden opgesteld. Voor de inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet echter een andere definitie van “inkomsten” van toepassing zijn.

(12)

Om dubbele verslaglegging voor de banksector te voorkomen, moeten de uiteindelijke moederondernemingen en de op zichzelf staande ondernemingen die onder Richtlijn 2013/36/EU vallen en die in hun verslag overeenkomstig artikel 89 van die richtlijn melding maken van al hun activiteiten en, in voorkomend geval, van alle activiteiten van hun verbonden ondernemingen die in hun geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen, met inbegrip van activiteiten die niet onder de bepalingen in deel drie, titel I, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) vallen, van de verslagleggingsvereisten in deze richtlijn worden vrijgesteld.

(13)

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet, indien van toepassing, een lijst bevatten van alle dochterondernemingen, met betrekking tot het desbetreffende boekjaar, die zijn gevestigd in de Unie of in fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in bijlage I en, indien van toepassing, in bijlage II bij de toepasselijke versie van de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied. Om te voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan, moet de uiteindelijke moederonderneming kunnen uitgaan van de lijst van dochterondernemingen de ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming zijn opgenomen. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet ook informatie verstrekken over alle activiteiten van de verbonden ondernemingen van de groep, geconsolideerd in de financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming, of, afhankelijk van de omstandigheden, over alle activiteiten van de op zichzelf staande onderneming. De informatie moet beperkt zijn tot wat nodig is om daadwerkelijk openbaar toezicht mogelijk te maken, zodat de openbaarmaking geen aanleiding geeft tot disproportionele risico’s of nadelen voor de betrokken ondernemingen wat betreft concurrentievermogen of verkeerde interpretaties. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet uiterlijk twaalf maanden na de balansdatum toegankelijk worden gemaakt. Eventuele kortere termijnen voor de publicatie van financiële overzichten mogen niet van toepassing zijn op het verslag inzake informatie over de winstbelasting. De door deze richtlijn ingevoerde bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2013/34/EU in verband met jaarlijkse financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten.

(14)

Om te voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan, moeten ondernemingen het recht hebben om de informatie op te stellen volgens de verslagleggingsinstructies in bijlage III, afdeling III, delen B en C, bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (11) wanneer zij overeenkomstig deze richtlijn een verslag inzake informatie over de winstbelasting opstellen. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet vermelden welk verslagleggingstelsel is gevolgd. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting zou daarnaast een algemene commentaar met uitleg kunnen bevatten voor het geval er op groepsniveau aanzienlijke discrepanties bestaan tussen de bedragen van toerekenbare belastingen en van de betaalde belastingen, rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.

(15)

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de gegevens vergelijkbaar zijn. Met het oog daarop moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gemeenschappelijk model en formaten voor elektronische verslaglegging vast te stellen — die machineleesbaar moeten zijn — voor het opstellen van het verslag inzake informatie over de winstbelasting krachtens deze richtlijn. Bij het vaststellen van dat gemeenschappelijk model en die formaten voor verslaglegging moet de Commissie rekening houden met de vooruitgang die is geboekt op het gebied van digitalisering en toegankelijkheid van door ondernemingen bekendgemaakte informatie, vooral wat betreft de ontwikkeling van het centraal Europees toegangspunt, zoals voorgesteld in haar mededeling van 24 september 2020 met titel als “Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen — Een nieuw actieplan”. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(16)

Om ervoor te zorgen dat burgers over voldoende gedetailleerde informatie beschikken om in staat te zijn beter te beoordelen in hoeverre multinationale ondernemingen in de lidstaten tot het welzijn van de samenleving bijdragen, moet de informatie naar lidstaat worden uitgesplitst. Daarnaast moet de informatie over de activiteiten van multinationale ondernemingen ook gedetailleerde informatie bevatten over fiscale jurisdicties in derde landen die specifieke uitdagingen opleveren. Voor alle andere activiteiten in derde landen moet de informatie worden verstrekt op geaggregeerde basis, tenzij de onderneming meer gedetailleerde cijfers wil presenteren.

(17)

Voor bepaalde fiscale jurisdicties moet sterk in detail worden getreden. In het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet informatie steeds afzonderlijk worden bekendgemaakt voor elke jurisdictie die is opgenomen in de bijlagen bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied (13), en de latere bijwerkingen daarvan die tweemaal per jaar specifiek worden goedgekeurd, doorgaans in februari en oktober, en in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. Bijlage I bij deze conclusies van de Raad bevat de “EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied” en bijlage II de “Stand van zaken van de samenwerking met de EU in verband met de gedane toezeggingen van coöperatieve jurisdicties inzake de toepassing van de beginselen van goed fiscaal bestuur”. Wat bijlage I betreft, moet rekening worden gehouden met de jurisdicties die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet worden opgesteld, zijn opgenomen in de lijst. Wat bijlage II betreft, moet rekening worden gehouden met de jurisdicties die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet worden opgesteld en op 1 maart van het voorgaande boekjaar in die bijlage zijn vermeld.

(18)

Onmiddellijke openbaarmaking van de gegevens die in het verslag inzake informatie over de winstbelasting moeten worden opgenomen, kan in bepaalde gevallen bijzonder nadelig zijn voor de handelspositie van een onderneming. Daarom zouden de lidstaten ondernemingen moeten kunnen toestaan de openbaarmaking van specifieke gegevens een beperkt aantal jaren uit te stellen, mits zij dat uitstel duidelijk meedelen en motiveren in het verslag, en hun motivering documenteren. De door ondernemingen weggelaten informatie moet in een later verslag openbaar worden gemaakt. Informatie in verband met fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied mag nooit worden weggelaten.

(19)

Om de transparantie en de verantwoordelijkheid van vennootschappen ten opzichte van investeerders, schuldeisers, andere derden en het grote publiek te versterken en passende governance te garanderen, moeten de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de uiteindelijke moederonderneming of van de op zichzelf staande onderneming die in de Unie is gevestigd en die verplicht is het verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken, collectief verantwoordelijk zijn voor de naleving van de verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Aangezien de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van dochterondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en waarover een buiten de Unie gevestigde uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent, of de persoon (personen) die voor bijkantoren met de openbaarmakingsformaliteiten is (zijn) belast, mogelijk maar over een beperkte kennis beschikt (beschikken) van de inhoud van het door de uiteindelijke moederonderneming opgestelde verslag inzake informatie over de winstbelasting of mogelijk slechts beperkt in staat is (zijn) die informatie of dat verslag van de uiteindelijke moederonderneming te verkrijgen, dient het tot de verantwoordelijkheid van deze leden of deze personen te behoren er naar beste kennis en vermogen op toe te zien dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting van de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming opgesteld en openbaar gemaakt wordt op een wijze die strookt met deze richtlijn, of dat de dochteronderneming of het bijkantoor alle beschikbare, verkregen of verworven informatie overeenkomstig deze richtlijn heeft opgesteld, bekendgemaakt en toegankelijk gemaakt. Indien de informatie of het verslag onvolledig is, dient het tot de verantwoordelijkheid van deze leden of deze personen te behoren een verklaring bekend te maken dat de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming niet de nodige informatie beschikbaar heeft gesteld.

(20)

Om ervoor te zorgen dat het publiek weet heeft van de reikwijdte en de naleving van de door onderhavige richtlijn in Richtlijn 2013/34/EU ingevoegde verslagleggingsverplichtingen, moeten de lidstaten voorschrijven dat de wettelijke auditoren en de wettelijke auditkantoren aangeven of een onderneming verplicht was een verslag inzake informatie over de winstbelasting te publiceren, en zo ja, of dit verslag werd gepubliceerd.

(21)

De verplichtingen voor de lidstaten om in sancties te voorzien en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat die sancties worden gehandhaafd krachtens Richtlijn 2013/34/EU, geldt voor inbreuken op de op grond van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen inzake de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren.

(22)

Met deze richtlijn wordt beoogd de transparantie van vennootschappen en de transparantie van en het openbaar toezicht op informatie over de winstbelasting van vennootschappen te vergroten door het bestaande wettelijke kader betreffende de verplichtingen voor vennootschappen en ondernemingen met betrekking tot de publicatie van verslagen aan te passen om de belangen zowel van deelnemers als van derden te beschermen in de zin van artikel 50, lid 2, punt g) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zoals het Hof van Justitie met name heeft geoordeeld in zaak C-97/96, Verband deutscher Daihatsu-Händler (14), spreekt artikel 50, lid 2, punt g), VWEU van de bescherming van de belangen van “derden” in het algemeen, zonder daarbij onderscheid te maken of bepaalde categorieën uit te zonderen. De term “derden” heeft dus niet alleen betrekking op investeerders en schuldeisers maar bestrijkt ook andere belanghebbende derden, onder wie concurrenten en het grote publiek. Bovendien kan het verwezenlijken van de vrijheid van vestiging, een taak die artikel 50, lid 1, VWEU in zeer ruime bewoordingen aan de instellingen toevertrouwt, niet door artikel 50, lid 2, VWEU worden ingeperkt. Aangezien deze richtlijn alleen verplichtingen om verslagen inzake informatie over de winstbelasting te publiceren betreft, en niet over de harmonisatie van belastingen gaat, vormt artikel 50, lid 1, VWEU de juiste rechtsgrondslag.

(23)

Om ervoor te zorgen dat de interne markt ten volle functioneert en er voor multinationale ondernemingen van de Unie en die van derde landen een gelijk speelveld bestaat, moet de Commissie blijven zoeken naar mogelijkheden voor meer rechtvaardigheid en fiscale transparantie. Met name moet de Commissie binnen het kader van de evaluatieclausule nagaan of, onder meer, volledige splitsing deze richtlijn doeltreffender zou maken.

(24)

Daar de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25)

Deze richtlijn komt tegemoet aan de bezorgdheid die belanghebbende partijen hebben uitgesproken in verband met de noodzaak om iets te doen aan verstoringen op de interne markt zonder afbreuk te doen aan het concurrentievermogen van de Unie. Zij mag geen onnodige administratieve lasten voor ondernemingen veroorzaken. In het kader van deze richtlijn staat de omvang van de openbaar te maken informatie in het algemeen in verhouding tot de doelstellingen van grotere bedrijfstransparantie en meer openbaar toezicht. Deze richtlijn eerbiedigt derhalve de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(26)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(27)

Richtlijn 2013/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.